Alleen in de massa
Een bedoeld micro-vakantietje afgelopen dagen liep uit op harde slavenarbeid. Gelukkig waren er mooie momenten, ook vandaag nog.
mooie momenten (1)
van veraf is de man
een kleine vlek op de rots
uitgelicht in de ondergaande zon
van de man uit gezien
is de rotswand groots
het licht onvergetelijk
en het moment extatisch
de zon gaat onder
de man klimt verder
het licht gaat uit
de man komt boven
mooie momenten (2)
duizend mensen lopen zwijgend over straat
ondergedompeld in de herfststad
staan zij gelaten de grauwheid toe
geanimeerd staat een groepje
te praten bij een voordeur
hun sigaret snel op te roken
als paria’s met hun verboden ding
verderop draait een man zich om in de massa
en gluurt even naar een mooi stel billen naast hem
un petit moment de joie
mooie momenten (3)
een man op zoek naar zijn zoon
een vader met goede bedoeling
graaft zijn jong op uit het stof…
Wereld vol herfst
Nou dan toch erg winderig aan het worden en herfst enzo. Houtkachels weer aan, plu alweer kapotgewaaid en best veel vocht overal. Maar volgens de kranten gaat het ver weg nog veel slechter, ver weg, ver.
Bush meets mr. president
‘Een blauwgroene gloed van exploderende transformatorhuisjes’
wat wind waait het dak van een huis
en het regent:
Wilma raast als bezeten
over akkers van overvloed
zonder stroom nu geen airco
rot voedsel weg in de warmte
boert de Mac slecht deze week
en praat Jeff eens bij met George
een corpulent volkje vlucht
als wederkerend tijdverdrijf
maar in de Karakorum
blijft het nog dagen donker
Fly and drive
Net voor zonsondergang op de A13 richting Rotterdam zag ik drie ooievaars zitten op de verlichting van de snelweg. De fabeltjeskrant leek er niets bij.
Boven de snelweg
op één poot kijkt de ooievaar
uit over de asfaltbaan
snel raast veel blik
onder de vogel door
naar Rotterdam
het deert het dier niet echt
maar ik bezie het pluimvee boven mij
hoog en vrij
en voel me zeer sardien
Ontheemd
Beelden van een wreed verstoord vasten in de Karakorum. Vlak onder de hoogste bergen van de wereld. Herinneringen van jaren geleden komen terug. Toen ook Rammadan, maar waren wíj ziek en keken zíj toe...
Pakistan oktober 2005
een engel broos
onder stof uit gekropen
dagen nadat de aarde beefde
een mens in een doek
een vuurtje tussen twee stenen
voor een huis van vodden. Honger
een redder met helm
kon slechts doden bergen
bergen doden
een land ingestort
een natie naakt ontzield
en nog niet houdt het beven op
Beslommeringen op een dinsdag
Goed lijkt het niet te gaan allemaal. Dingen doen hun best tegen te zitten, maar soms word je er toch bijna weer vrolijk van. Da's het voordeel van het managen van je eigen gedachten:
Medusa en de kwal
Hard loopt zij stuk op een blok halfbevroren onwil
koud vocht druipt gestaag
kil is het er en vies
In het pakhuis vol leeglopers met afgestompte geesten
bestiert een vleugellamme kwal zijn mieren
maar de hardwerkende insecten voeren gedwee weinig uit
Hol worden woorden dan
leeg zijn gedachten
en langzaam het hoofd doof
Een levende oester krimpt voor citroenzuur
krimpt haar oester
als zij een hard stukje in haar koffie vindt
een afgebeten tand van woede… Walging
Als een Medusa zit zij zo
in een land zonder zon
versteende mensen om haar heen
slangen nestelen op het hoofd
en bijna wordt een vliegend paard uit haar bloed geboren
Maar dan keert het tij
sterven vaders af zonder einde
Wordt rouw ruw ontdaan van zijn ingetogen pantser
En de vleugellamme kwal met precisie
Vergruizelt onder zijn eigen ijsblok
Smeltijs wordt weerwater wegspoelt de kwal
Het rijk der fabelen
Een zeer vermakelijke poetryslam in Amsterdam verder en wat minder geinspireerd door Haagse poeten, is het tijd voor een nieuwe ronde verhalen, hoewel ik het nog even rustig aan probeer te doen...
Voer voor de naaktslak
diep in mij groeit iets
dat bijna zo groot is
dat het door gaten in mijn schedeldak
naar buiten kijken kan
ik besef ik ben bewust ik besta
iets schiet mij als een pijl voorbij
het is een leven met haast
snel als water
ongrijpbaar als zand
gewichtloos als een helder idee
ik spiegel mijzelf in een glas wijn
grijs worden mijn slapen
nu nog niet maar later zeker
groeven doorklieven mijn aanschijn
niet dat ik oud ben, maar toch…
het wordt kouder
ik koester het moment
volg een achtergelaten voetstap
neergelegd door een ander
die erop uitgekeken was
ik herinner me mijn gedachten
laat een voetstap na vol leegte
de contour van mijn voet
niet meer dan een richting
ik denk ik ben ik word lichter
en dan valt het oog
op een val met dode muis
waar een naaktslak vol vraatzucht
zich vergrijpt aan het kreng
en een volgende ben ik
Ieder zijn kruis
Op een druilerige dag lopen we aan tegen een kruis van steen op een overwoekerd terrein, een oude grafsteenhouwerij met groeve. We zijn onder de indruk van het kruis, het terrein en hun eigenaar:
De steenhouwer
Handen staan krom, knokkels doen pijn,
het lijf is op.
Als hij zijn beitel voorgoed neerlegt,
trekt een groef door zijn doorleefde ziel.
Nog één keer zet hij voet in zijn mijn:
Hier ooit hakte hij de oorsprong uit een blok,
leefde hij van de oogst van steen,
was zijn broodheer de dood,
verliezen de kruizen nu de strijd met het struweel.
Nog één keer keert hij terug naar huis,
wist hij zijn voetstappen achter zich uit,
wacht zijn Esther op hem aan tafel,
staart hij naar de klok boven de deur,
en wacht daarna alleen nog zijn eind.
Langzaam stollen verlangens,
kwijnen beelden op zijn netvlies weg,
valt zijn groeve ten prooi aan vergetelheid.
Op het randje
Een ontmoeting met een groepje oudere mannen met handicap op een terrasje op de grens tussen België en Frankrijk. Onze buurman wacht zenuwachtig op zijn koffie…
Gebroken vleugels
Scharrelend strijkt het gezelschap neer
mannen met gebroken vleugels
ergens op de grens tussen mens en dier.
Staart de kralende eksteroog mij aan
mooi glimmen zijn schoenen
een rode regenjas als nieuw
lijkt de man mijn buur een vreemde vogel.
Staat zijn instinct op scherp
rusteloos als een roofdier
zijn fijne gelaat in plooi.
Passeert daar een dienblad bier
op weg naar… wéér niet voor hem,
naar de wilde kat die ritmisch beweegt.
En kwijl druipt uit een misvormd aangezicht
op een dure trui van lamswol.
De stemming is vrolijk,
De mannen zijn uit,
Laven hun verenpracht aan de zon
Die voor oktober zomers schijnt
Komt het dienblad ten derde male
onze pluimbuur in lichte paniek,
zijn rondje nou alweer vergeten?
Slaat dan zijn geknakte vleugel naar de wanhoop
en kegelt zonder willen
zijn koffie van het vierde blad…